Vol 39 Nr 2 (2021)
Redactioneel
Boekbespreking
Onderzoeksartikel
-
Het congres als leeromgeving voor junioren en senioren in het hoger onderwijs Een explorative case study
Medewerkers en studenten in het hoger onderwijs zeggen veel te leren van congresdeelname. Tot op heden echter zijn die leerervaringen nauwelijks systematisch in kaart gebracht. We weten ook weinig over verschillen daarbij tussen junior- en senior congresdeelnemers, ofwel deelnemers die eerder nog weinig of juist veel congressen bezochten. In deze exploratieve casestudy interviewden betrokkenen van ons onderzoeksteam (N = 9) elkaar voor en na bezoek aan de OnderwijsResearchDagen 2018 (ORD) over hun leerverwachtingen en leerervaringen. Via thematische codering resulteerde dit in leerverwachtingen en leerervaringen die verschillen tussen junioren en senioren. Junioren richten hun leerverwachtingen op hun eigen ervaringen binnen de microsetting van de afzonderlijke sessies, waarbij ze vooral binnen de congresstructuur hun leren plaatsen. De senioren beschouwen een congres meer als een geheel en zien het congres in een grotere context van de discipline of het vakgebied, waarbinnen ze hun leerervaringen rapporteren. Hierbij zetten ze de congressetting meer naar hun hand en zijn ze meer dan junioren gericht op de ontwikkeling van anderen. De resultaten van dit kleinschalige onderzoek kunnen congresdeelnemers en - organisatoren meer inzicht geven in het leren van congresbezoek en daarmee helpen in het benutten van congresdeelname als professionaliseringsvorm.
-
Studenten leren kritisch te denken begint bij de docent
Studenten onderwijzen in kritisch te denken wordt nationaal en internationaal gezien als een van de centrale doelen van het hoger onderwijs. Docenten spelen een cruciale rol in het realiseren van dit doel. Desondanks is er weinig bekend over hoe zij hierin ondersteund kunnen worden. Het hoofddoel van het promotieonderzoek van de eerste auteur van dit artikel was om een eerste stap te zetten in het beantwoorden van de vraag hoe we docenten kunnen toerusten met de kennis en vaardigheden benodigd voor het onderwijzen van een essentieel aspect van kritisch denken: het vermogen om biases in redeneren en besluitvorming te vermijden. In dit artikel bespreken we aan de hand van een aantal hoofdbevindingen waarom het belangrijk is om docenten ondersteuning te bieden in hun onderwijs in kritisch denken en welke vormen van ondersteuning kunnen helpen.
-
Versterken van student voice in het Hoger Onderwijs
Deze voorstudie verkent het begrip student voice en brengt student voice in verband met de kernopgave van het hoger beroepsonderwijs: beroepsvoorbereiding (kwalificatie en socialisatie) en vorming (bildung en emancipatie). Het theoretische onderzoek wordt gevolgd door een casestudy naar studentparticipatie op De Haagse Hogeschool: hoe manifesteert student voice zich en wat zijn belemmerende en bevorderende factoren? Met (half-)open interviews onder studenten van verschillende faculteiten en een enquête onder alle studenten in de medezeggenschap is inzicht verkregen in de soorten en mate van participatie en de mogelijkheden tot versterking. De conclusie uit de theoretische verkenning is dat drie vormen van participatie, being heard, collaboration en leadership, gezamenlijk bijdragen aan de ontwikkeling van een leer- en werkomgeving waarin op basis van openheid, respect, gelijkwaardigheid en wederkerigheid gezamenlijk verantwoordelijkheid wordt genomen voor de ontwikkeling van de onderdelen van de leergemeenschap en van de hogeschool als geheel. Uit het empirisch deel kunnen we voorlopig concluderen dat voor De Haagse Hogeschool winst valt te boeken door studenten op klas-, curriculum- en organisatieniveau serieuzer te betrekken in de besluitvorming. Vervolgonderzoek moet dit bevestigen.
Reflectie op proefschrift
-
Een leergang over het leiden van onderwijsvernieuwingen
Twintig jaar geleden startte aan de Universiteit Utrecht de leergang Onderwijskundig Leiderschap, een programma van een jaar bestemd voor onderwijsleiders in formele en informele rollen, om hun expertise te ontwikkelen in het leiden van onderwijsvernieuwing en om een netwerk van gelijkgestemde collega's op te bouwen. Deelnemers ontmoeten elkaar in acht 24-uurs bijeenkomsten met gastdocenten, gaan op studiereis naar buitenlandse universiteiten en leiden in hun dagelijkse praktijk een onderwijsinnovatieproject.
In dit proefschrift is onderzocht of en hoe zo'n leergang onderwijsleiders ondersteunt bij het ontwikkelen van hun expertise in het leiden van onderwijsveranderingen. Volgens deelnemers en hun opdrachtgevers en leidinggevenden is het Utrechtse programma succesvol. Het leidt tot meer kennis bij de deelnemers en tot veranderingen in de dagelijkse onderwijspraktijk, en daarmee ook tot veranderingen in de universiteit. De concrete leeropbrengst van het programma is geëvalueerd in termen van adaptieve expertise, dat is het vermogen van experts om ook voor onbekende situaties goede oplossingen te vinden. Dit leidde tot aanbevelingen om binnen het programma voor de hele groep, op individuele deelnemers toegesneden opdrachten aan te bieden waarmee ze hun adaptieve expertise kunnen ontwikkelen. Programma's voor dezelfde doelgroep binnen andere universiteiten in Noord-West Europa verschillen vooral in de duur en in de inhoudelijke accenten die worden gelegd op leiderschap, op onderzoek in het hoger onderwijs en op veranderprocessen.
Opiniërend artikel
-
Praktijkgericht onderzoek als methodologisch probleem
In deze bijdrage verdedigt de auteur de stelling dat we afscheid moeten nemen van het onderscheid tussen fundamenteel en praktijkgericht onderzoek (zoals in Doorewaard, Verschuren, 2015) en dat moeten vervangen door het onderscheid tussen twee vormen van praktijkgericht onderzoek: praktijkgericht fundamenteel onderzoek en toegepast onderzoek (zoals in Van Aken, Andriessen, 2011). Daartoe worden eerst beide opvattingen met elkaar vergeleken. Dan wordt geconcludeerd (1) dat praktijkgericht onderzoek inderdaad zowel fundamenteel als toegepast kan zijn, (2) dat het een tot het domein van de onderzoeker en het ander tot het domein van de professional behoort en (3) dat er grote verschillen bestaan in de methodologie (designs) van fundamenteel en toegepast onderzoek. Vervolgens onderzoekt de auteur het door Van Aken gemaakte onderscheid tussen twee vormen van praktijkgericht fundamenteel onderzoek: verklarend en ontwerpgericht onderzoek, en komt tot de conclusie dat ontwerpgericht onderzoek hetzelfde is als verklarend onderzoek en dat daar geen nieuwe methodologie voor vereist is. Dat betekent dat er maar twee vormen van praktijkgericht onderzoek zijn: fundamenteel en toegepast. In de conclusie wordt een doorlopende leerlijn toegepast onderzoek bepleit voor het methodologieonderwijs in hbo bachelors en masters. Bovendien wordt voorgesteld om bij toegepast onderzoek de vraag naar transfereerbaarheid (externe validiteit) te vervangen door de vraag 'wat heeft het afstudeeronderzoek bijgedragen aan de toegepaste body of knowledge?'